door Leo Nierse
3 juli 2015

De Herberghe van de heer, het woonkasteel van Jan Polanen aan de huidige Reigerstraat, is niet Breda’s enige ‘verdwenen’ kasteel dat in de Late-Middeleeuwen door adellijke personen werd bewoond en waarvan nog restanten aanwezig zijn. Maar met uitzondering van het Hooghuys in de Haagse Beemden - het poortgebouw van kasteel Gageldonk - komt hun historie allang niet meer boven het maaiveld uit. Kasteel Ypelaer is zo’n verdwenen kasteel.

seminariecomplex
Het vroegere seminariecomplex in 1989, het laatste jaar dat de sociale academie Markendaal erin gevestigd was.
Let op de overeenkomst met de 17e -eeuwse uitbeelding.

In de tuin van kunstacademie Sint Joost aan de Seminarieweg liggen zo’n zeventig centimeter diep de fundamenten van het 15e-eeuwse kasteel Ypelaer of Ypeler. Tot in de jaren 1960 waren de grachten nog zichtbaar in de gazons. Bij de sloop van het kasteel in 1824 waren ze gedempt met grote brokken puin, mogelijk zelfs met complete muurdelen. Archeologen zullen er ooit nog mooie vondsten kunnen doen. 

De oudst bekende eigenaar was Peter van Ulvenhout, die IJpelaar in of kort voor 1333 in leen kreeg van de heer van Breda en wiens familienaam een generatie later al in Van Ypelaer was gewijzigd. Of er toen al letterlijk een kasteel stond - het begon vaak met een versterkte boerderij – is niet helemaal duidelijk. Maar in de eerste helft 15e eeuw verrees er binnen een dubbele gracht een L-vormige vleugel van twee verdiepingen (onder een met rode pannen bedekt zadeldak) plus een ronde traptoren. Grondradaronderzoek wees in 2008 een omvang van ten minste 12,5 bij 12,5 meter uit. Verder telde de 100 hectare beslaande heerlijkheid drie hoeven. In de volgende eeuw treffen we in de Bredase schout Adam van Nispen een bewoner met een veel bekendere naam aan. IJpelaar was in 1418 door vererving in zijn familie gekomen en zou dat tot 1545 blijven. Adam kreeg het landgoed met kasteeltje feitelijk in 1458 in handen, maar vond het jaar daarop al een veel ruimere en voornamere behuizing in de stad, waar hij de Herberghe van de heer (het woonkasteel in de Reigerstraat) als huurder betrok. Officieel werd hij leenman van IJpelaar in 1468, het jaar waarin hij als eerste-steenlegger van de Grote Toren historie schreef.

Kasteel Ypelaar
Kasteel Ypelaar, fragment uit een 17e-eeuwse gravure.

Nadat de intussen verarmde Van Nispens hun landgoed in 1545 van de hand hadden gedaan, kwam het kasteeltje enkele rijkaards later in bezit van de in Breda woonachtige, Thoolse edelman Cornelis van Dalem, een protestant. Onder hem kreeg kasteel Ypelaar een rolletje in de Tachtigjarige Oorlog.


Dat ging zo. Najaar 1577 werd de Bredase vesting nu eens niet door Spaanse troepen, maar door Duitse huurlingen bezet. De Spanjaarden hadden zich krachtens de bijna een jaar oude Pacificatie van Gent teruggetrokken, maar de daardoor ‘brodeloos’ geworden huurlingen zwierven nog door onze streek, toen zij bedachten dat de Bredase burgerij maar voor hun gederfde soldij moest opdraaien. De bezetters groeven de toegangswegen tot de stad open en gijzelden zo de bevolking. Nu had de heer van Breda, Willem van Oranje, krachtens dezelfde Pacificatie net zijn door de Spaanse koning geconfisqueerde Kasteel teruggekregen, dus die muitende Duitsers gooiden nogal wat roet in het eten. Maar de prins was ook net Stadhouder der Nederlanden geworden en had warempel wel wat anders aan zijn hoofd dan deze privékwestie te regelen. Daarom stuurde hij zijn legeraanvoerder en vertrouweling graaf Filip van Hohenlohe eropaf. Die had onlangs nog Steenbergen en Geertruidenberg heroverd, dus die kon ie wel om een boodschap sturen. In oktober kwartierde Van Hohenlohe in op kasteel IJpelaar. 

Charlotte de Bourbon
Charlotte de Bourbon, de derde echtgenote van Willem van Oranje (gravure 1700-1750, collectie Breda’s Museum).

Daar kreeg hij, wellicht ‘ter aanmoediging’, Oranjes (derde) eega Charlotte de Bourbon te logeren. Zelf woonde het echtpaar met zijn twee eigen, piepjonge dochtertjes, drie oudere dochters van Oranje en de dan 9-jarige Maurits op het kasteel in Antwerpen, waarvan de prins burggraaf was. Maar Charlotte zal ongetwijfeld het Bredase kasteel en de hofstad van haar man eens van dichtbij hebben willen bekijken. Wellicht heeft het prinselijk paar zelfs even een verhuizing van de Scheldestad naar de Markstad overwogen en kwam de prinses om die reden poolshoogte nemen. Het bleef Antwerpen, maar toen Van Hohenlohe na twee maanden van onderhandelingen de Duitsers met een ‘schadeloosstelling’ buiten de stadsmuren kreeg, was prins Willem tenminste weer baas in zijn eigen huis.
Toen in 1580 de oorlogsspanningen weer waren toegenomen, legerde de Bredase magistraat een half dozijn militairen op kasteel  IJpelaar. En jawel, het jaar daarop was de vesting Breda weer in Spaanse handen. 

Tot 1590; toen heroverde Maurits van Nassau Breda met het befaamde turfschip onder oppercommando van Van Hohenlohe. Tegen de nieuwe bewoner van IJpelaar, ene Guyot, groeide de verdenking een Spaanse informant te zijn. Zijn kasteel werd binnenstebuiten gekeerd en geplunderd, waarna het in verval raakte.  In 1646 was de oorlog feitelijk al voorbij, toen Sebastiaan van Ypelaar het landgoed terug in zijn familie bracht. De godsdienstige tegenstellingen deden zich nog onverkort gelden. Toen na de Vrede van Munster de Brigidakerk naar de protestanten ging en Bavel zonder parochiekerk zat, richtte de ditmaal katholieke kasteelheer met het nodige kerkmeubilair een huiskapel met  twee altaren op het IJpelaarkasteeltje in. Een Antwerpse jezuïet droeg er, tot woede van de plaatselijke protestantse predikanten, twee maal daags de mis op en gaf er godsdienstonderricht. Nieuwe eigenaren handhaafden de kapel en een kwart eeuw later bouwde er een buiten de kasteelgracht zelfs een schuurkerk voor de Bavelse parochie (1693). Geen wonder dat de parochianen de kasteelheren niet veel later hielpen bij verdere bouwwerkzaamheden.

Een (betrouwbare) tekening uit 1789 toont dat er toen intussen een apart poortgebouw van twee verdiepingen bijgekomen was. Tussen de twee gebouwen in lag een binnenplaats met een stal. Het kasteeleiland had volgens het archeologisch onderzoek van 2008 een omvang van dertig bij twintig 20 meter. De vijftien meter brede gracht was zo’n twee meter diep. Over de binnengracht lag volgens de tekenaar uit 1789 een smalle ophaalbrug. Kasteel IJpelaar was in 1782 in handen gekomen van de luitenant-kolonel Isaac Francois del Court, een man even rijk aan pegulanten als aan invloed. Zo bezat de legeroverste tevens de buitenplaats Wolfslaer en de Kathelijnenhoeve, het latere Ginnekense raadhuis (1793-1942). Bij de Bataafsche omwenteling werd Del Cour officier municipal (bestuursambtenaar) van ’t Ginneken; behalve dat was hij Brabants staatsafgevaardigde in Den Haag. Maar aan alle macht en rijkdom kwam een abrupt einde, toen hij op de avond van 3 juli 1795, wandelend van Bavel naar zijn kasteel, werd vermoord. Het motief is nooit bekend geworden.

December 1947
December 1947. Restant van het afgebrande seminariegebouw in december 1947. De herbouw werd voltooid in 1948.

Het kasteeltje kwam leeg te staan en werd in 1801 aan een boer verkocht. Het was toen al verhuurd aan de president van het Bredase seminarie, die het pand inwendig liet verbouwen tot het eerste seminarie op deze locatie. Dat verhuisde in 1817 naar Bovendonk in Hoeven (waar nu de diocesane priesteropleiding zit).  Acht jaar na dato was kasteel IJpelaar voorgoed verleden tijd. Gesloopt door de nieuwe eigenaar, E.J. Collier uit Amsterdam. Op de fundamenten bouwde de hoofdstedeling in 1824 een zeer riant landhuis. Om het na vier jaar alweer door te verkopen aan een Rotterdammer, de makelaar/koopman Willem van Houten, die het complex zeven zomers als vakantiehuis gebruikte. In 1835 nam de Ginnekense schout en vrederechter Bonaventura Sebastiaan Jozef Havermans er zijn intrek. Havermans, telg uit het brouwersgeslacht van De Drie Hoefijzers, herschiep het buiten in wat neerkwam op een bijna-zelfvoorzienend boerenbedrijf in een parkachtig landschap met weiden, dreven, vijvers, tuinen en heidevelden. Ook voor zijn personeel zette hij er woningen neer.

Bij zijn dood in 1854 erfde Havermans’ ongehuwde zuster het glorieuze landgoed, dat zij op haar beurt aan het bisdom vermaakte. Dat liet het landhuis in 1875 slopen, om er in de navolgende twee jaar het klein-seminarie IJpelaar voor in de plaats te bouwen. Dat is trouwens niet hetzelfde complex als waarin sinds 1990 kunstacademie Sint Joost (Avans) is gehuisvest. Dat is van 1948. De oorspronkelijke seminariegebouwen gingen op zaterdagavond 28 oktober 1944, bij de bevrijding van Breda, grotendeels in vlammen op.

 

Lees hier alle Bredase verhalen.