door Leo Nierse
2 juni 2023

Nijmegen mag de naam hebben, maar de feitelijke bakermat van ‘zijn’ Vierdaagse is Breda.

Bredase militairen  - detachement KMA
Bredase militairen - detachement KMA - marcheren op 29 juli 1937 over de Rijnbrug tijdens de 27e Vierdaagse van Nijmegen (FOTO: publiek domein, collectie Regionaal Archief Nijmegen/KNBLO-NL)

Het waren sergeants van het hier ter stede gelegerde 6e Regiment Infanterie die het fundament van het nu internationaal vermaarde wandelevenement hebben gelegd.

Bredase infanteristen
Bredase infanteristen (van de School Reserveofficieren van ’t Zesde) passeren Wijchen op de 2e dag van Nijmeegse Vierdaagse van 1935 (24 juli). (FOTO: publiek domein, collectie Regionaal Archief Nijmegen/KNBLO-NL)

Dat er zonder de Bredase militairen geen Vierdaagse van Nijmegen zou zijn geweest, is niet gezegd. En dat de trotse, tweeduizend jaar oude keizerstad zich volledig identificeert met het evenement, is alleszins begrijpelijk; het is er tenslotte sinds 1925 de vaste gastheer van.

Maar dat de stad Nijmegen en haar Vierdaagse-organisatie in al hun analoge én digitale promotiematerieel de Bredase jeugdjaren van hun internationale paradepaardje categorisch onvermeld laten, is opvallend. Mogelijk speelt oude rivaliteit hierbij een rol. Tweemaal heeft Breda geprobeerd ‘zijn’ Vierdaagse ‘terug’ te krijgen, beide malen tevergeefs. Daarover meer verderop.

Terug naar het begin: 1905. Dat is het eigenlijke ‘geboortejaar’ van de Vierdaagse – of nog wat preciezer: de conceptie ervan.
De aanleiding van het initiatief lijkt achteraf bezien misschien wat onbeduidend: een clubje sergeants van het 6e Regiment Infanterie, kortweg ‘t Zesde, wilde het éénjarige bestaan van hun voetbalclub vieren en dat, vonden ze, mocht best een beetje dik in de verf worden gezet.

Beeld van een hippisch evenement
Beeld van een hippisch evenement van de Harddraverij- en Renvereniging Breda, gehouden in 1893 op het uitgestrekte Exercitieterrein, op de foto ter hoogte van de Kloosterkazerne. (foto Stadsarchief Breda)

Nu had ’t Zesde net datzelfde jaar besloten de sportactiviteiten van de wat ingedommelde onderofficiersclub van de Chassé- en de Kloosterkazerne (de BVV), nieuw leven in te blazen. Dat kon dus mooi met elkaar worden gecombineerd.

Het plan paste helemaal in de toenmalige stadscultuur. Die ging op tal van manieren hand in hand met het garnizoenskarakter van de eertijdse vestingstad Breda. Zo was het merendeel van alle plaatselijke sportclubs opgericht door het garnizoen en zijn academie, de KMA.

Mede ten bate van de burgerij had militair Breda in de tweede helft van de 19e eeuw allerlei sportieve en culturele initiatieven ontplooid. Volgens militair historicus prof.dr. Wim Klinkert beleefde Breda in die periode het ‘bloeiendste voetballeven van alle zuidelijke steden’. (Breda als militaire stad, Sectie Militaire Geschiedenis Kon. Landmacht, 1995).

Dus zo vergezocht was dat plannetje van de sergeants nou ook weer niet. Nu kun je sowieso aan militairen het grootschalig organiseren met een gerust hart overlaten, maar die sergeants van ’t Zesde hielden zich al helemaal niet in. Behalve voetbalwedstrijden zetten ze sportieve krachtmetingen voor ruiters, roeiers, balsporters en atleten op poten. 

Infanteristen van ’t Zesde
Medio jaren 1920. Infanteristen van ’t Zesde marcheren via de Vierwindenstraat het vier eeuwen oude Exercitieterrein achter de Chassékazerne af. Het weidse perceel liep door tot de ommuring van de Koepelgevangenis. Op de foto zijn rechts daarvan ook de drie torens van het toen onlangs voltooide Ignatiusziekenhuis zichtbaar. (foto Stadsarchief Breda)

Die werden het jaar erop, in oktober 1906, gehouden op het immense Exercitieterrein van de toenmalige Chassé Kazerne - met de roeiwedstrijden vanzelfsprekend op de singels.

Destijds strekte dat complex – halverwege ten dele onderbroken door de toenmalige Kloosterkazerne - zich uit van de Vierwindenstraat tot aan de Koepelgevangenis. Op dat kolossale kavel zijn in opeenvolgende decennia, behalve exercities, parades en militaire demonstraties, grote muziekuitvoeringen en andere openlucht-evenementen voor de burgerij gehouden. Alleen de beschikbaarheid van zo’n enorm speelveld kan het clubje ambitieuze sergeants al tot hun grootse plannen hebben geïnspireerd.

Precies een jaar later werd het evenement op dezelfde locatie en volgens dezelfde formule herhaald. Het succes zou de verwachtingen van de initiatiefnemers verre overtreffen.
In hun voortvarendheid hadden de sergeants namelijk ook de militaire sportclubs uit andere garnizoenssteden voor deelname uitgenodigd en daarmee onbedoeld de instemming van de landelijke legerleiding verworven. Die promoveerde de Bredase legerwedstrijden van oktober 1907 prompt tot de Nationale Militaire Gymnastiek- en Sportdagen voor het Veldleger - lees: de voltallige krijgsmacht.

VIERDAAGS

Deze tweede editie leverde bovendien een programmatische aanvulling op de formule op die uiteindelijk beeldbepalend zou blijken: de Arnhemse wapenbroeders, op wie het Bredase enthousiasme was overgeslagen, kwamen met het vierdaagse-element op de proppen.

Het muziekkorps van ’t Zesde
Het muziekkorps van ’t Zesde ging vaak vooraf aan kolonnes van hun regiment. Hier in de Dillenburgstraat (destijds Pr. Juliananastraat), circa 1935. (foto Stadsarchief Breda)

Daar kwam ditmaal geen sergeant aan te pas maar een luitenant van het in de Waalstad gelegerde zusterregiment, het Achtste. De officier in kwestie, lt. C. Viehoff, kreeg het idee de deelnemende manschappen naar Breda te laten marcheren en berekende dat daarvoor vier dagmarsen nodig waren.

Puik plan, vonden de Bredanaars. Maar de Arnhemse kazerneleiding vlagde het af. Geheel naar hun aard, willen militairen nu eenmaal altijd winnen, maar, zo was de redenering: na een voorafgaande krachtsinspanning van vier dagen slinken de overwinningskansen aanzienlijk, als de overige deelnemers wél geheel uitgerust aan de start verschijnen. Daar was wat voor te zeggen, al werd het de afvaardigde Arnhemmers vreemd genoeg tevens verboden na afloop van de Bredase sportdagen naar hun kazerne terug te marcheren.

Daarentegen was de Nederlandse legerleiding met het oog op de fysieke conditieverbetering van jonge militairen, juist wél voor het idee te porren. Het stelde er ter stimulering zelfs, zij het bescheiden, een subsidie voor beschikbaar.

Militairen van ’t Zesde
Militairen van ’t Zesde voeren eind juli 1924 onder leiding van kapitein J.N. Breunese een inspectie uit op de route van de 14e Vierdaagse, de laatste die in Breda is gelopen. Veelzeggend is dat in de beeldbank van het Regionaal Archief Nijmegen deze enige foto van de Vierdaagse van Breda niet als zodanig is gearchiveerd. Tussen een karrenvracht Nijmeegse Vierdaagsefoto’s is dit de enige waarvan het onderschrift tersluiks – tussen haakjes – de ultrakorte aanduiding ‘(Breda)‘ prijsgeeft. (FOTO: publiek domein, collectie KNBLO-NL)

Bijkomende motivatie was dat de overheid zich bewust was van veranderende opvattingen in de burgermaatschappij. Tot dusver was sporten een prijzige tijdpassering voor uitsluitend welgestelde enkelingen, maar gaandeweg groeide het inzicht dat de algehele volksgezondheid juist bij massale sportbeoefening gebaat zou zijn. Welnu, zo’n nieuw evenement zou het volk letterlijk in beweging kunnenkrijgen.

Toen een groepje Nederlandse garnizoensofficieren in het voorjaar van 1908 in Den Haag een organisatie opzette om militaire sportinitiatieven te bundelen, besloten zij daarom in tweede instantie de burger sportbonden bij het overleg te betrekken. Daarmee waren de geesten rijp voor de oprichting van de (Koninklijke) Nederlandsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding KNBLO, ’s lands eerste nationale sportkoepel. De nieuwe bond vertaalde de militaire formule van de vier dagmarsen in vijftien trajecten (parcoursen) van elk circa 150 kilometer tussen de deelnemende garnizoenssteden.

Op 1 september 1909 – de dag na Koninginnedag – ging tussen tien steden de eerste wandelvierdaagse-nieuwe stijl van start, met 306 deelnemers, van wie een paar dozijn burgers. Maar een doorslaand publiekssucces kon het niet meteen genoemd worden. Een cholera-epidemie in de regio Rotterdam en de slechte begaanbaarheid van het toenmalige Friese wegenstelsel vormden daarvoor te grote beperkingen.

In de nieuwe opzet van de KNBLO, die in 1909 tevens de Vierdaagse-naam officieel invoerde - raakte Breda echter zijn oorspronkelijke ‘monopolie‘ kwijt. Er kwamen meerdere startplaatsen. Voor het volgende jaar (1910) voerde de nieuwe bond nogmaals een wijziging door: roulerende startplaatsen.

Een detachement reserveofficieren-in-opleiding van de Bredase infanterie
Een detachement reserveofficieren-in-opleiding van de Bredase infanterie (’t Zesde) toonde zich nog fris en fruitig na 40 km gelopen te hebben tijdens de 26e Vierdaagse, in juli 1936. (FOTO: publiek domein, collectie Regionaal Archief Nijmegen/KNBLO-NL)

Voortaan werd jaarlijks één bepaalde stad als startpunt aangewezen, waarheen alle deelnemers na vier dagen terugkeerden. Bedoeling was dat dit steeds een andere stad zou zijn (Arnhem, Utrecht, Den Bosch, Breda etc). Ertussenin lagen dan ook steeds andere steden op de route, hoewel Nijmegen sinds 1912 al herhaaldelijk als de etappeplaats van de derde dag ging fungeren.

1923 was het eerste jaar dat zowel de start als de finish in Nijmegen lag. Het jaar daarop was Breda dé centrale Vierdaagsestad van Nederland.
Dat had de Markstad graag zo gehouden, maar zij werd door Nijmegen rechts ingehaald (zie kader ‘Oud zeer’).

Na de blijvende exclusiviteit van 1925 verwierf de Vierdaagse van Nijmegen in het olympisch jaar 1928 haar internationale karakter. Voor de volledigheid: in 2014 is het evenement op de lijst van het Nederlandse immateriële erfgoed geplaatst.
Dit alles ging Breda dus aan de neus voorbij. Maar, kleine troost: omdat de Bredase Vierdaagse-oorsprong een vrijwel vergeten geschiedenis is, heeft de naoorlogse Bredanaar weinig aanleiding om in bitterheid om te zien.
Breda zal er trouwens in de loop van de eeuwen toch al wel zo’n beetje aan gewend zijn geraakt, dat zijn embryo’s benoorden de grote rivieren tot vermaarde fenomenen worden uitgebroed, en onder de naam van de Bovenmoerdijkse ‘adoptieouders’ voortleven. Frappantste voorbeeld: de Bredase oorsprong van het Huis van Oranje Nassau.

OUD ZEER

Wat betreft dat oud zeer tussen Breda en Nijmegen dat mogelijk een rol speelt. Dat zit ongeveer als volgt.
Twee keer heeft Breda geprobeerd ‘zijn’ Vierdaagse terug te krijgen, beide malen tevergeefs.

In 1924, toen Breda zowel start- als finishplaats van de Vierdaagse was, rekende de stad op een blijvend gastheerschap. Maar Nijmegen, dat een jaar eerder voor het eerst vierdaagsestad van Nederland was geweest, troefde het nietsvermoedende Breda af met een effectieve lobby. Resultaat: in 1925 was Nijmegen opnieuw en ditmaal blijvend de Vierdaagsestad van Nederland.

Bij een tweede poging de Vierdaagse-exclusiviteit alsnog te bemachtigen, schoot Breda zich in eigen voet – sowieso onhandig als het op wandelen aankomt.
Meteen na de Tweede Wereldoorlog bood Breda de stad Nijmegen aan, om de organisatie van de Vierdaagse over te nemen. Immers de Nijmeegse binnenstad was in februari 1944 platgebombardeerd en lag nog altijd in puin.

Vierdaagse van Breda

De Bredase suggestie kon worden beschouwd als meelevend gebaar van een collega-garnizoensstad. Maar kon – zeker in militaire ogen – evenzeer worden opgevat als een listige poging van de oude concurrent, die zijn oudst-geboorterecht alsnog trachtte te verzilveren. Dat het bombardement aan 800 burgers het leven had gekost, maakte het Bredase aanbod ook al niet sympathieker.
Hoe dan ook, Breda kreeg nul op het rekest.  De eerste naoorlogse Vierdaagse werd in 1946 door de geruïneerde keizerstad gelopen. De Markstad had voorgoed het nakijken.


DE BREDASE AVONDVIERDAAGSEN

Vrijwel meteen na de oorlog - de Duitse bezetter had de Vierdaagse van Nijmegen verboden - nam Breda met een aantal andere steden het Gooise idee van de avondvierdaagse over. Die eerste Bredase editie, georganiseerd door de Kon. Wandelbond Nederland, werd in 1946 gelopen.

de eerste Bredase Jeugdwandelvierdaagse
Start van de eerste Bredase Jeugdwandelvierdaagse, op 10 augustus 1960 (foto Harry Pot/Anefo CC0 via WikiCommons)

De start was op het Kasteelplein; het toenmalige Hotel Kools fungeerde als startbureau. Woensdag 19 juni begon daar om 19.00 uur, op de hoek van de Reigerstraat, het nieuwe evenement met een tocht van 15 km, voor personen vanaf 14 jaar.
Dat ging zo de eerste drie avonden. Zaterdag (de 22e) kwamen de deelnemers om 15.00 uur aan de start, ditmaal voor een 25 km lange tocht. Blijkens een vermelding van de Bredasche Courant (24 juni ’46) was het uitmuntend wandelweer.
Feitelijk was de eerste Bredase avondvierdaagse trouwens al op dinsdag 18 juni begonnen. De deelnemers die bij inschrijving voorzagen dat zij zaterdagmiddag verhinderd waren – Nederland had destijds nog een zesdaagse werkweek – konden hun 25 km op dinsdag 18 juni met vooruitwerkende kracht ‘inhalen’. En al doende hun eerste, Bredase avondvierdaagse-kruisje veiligstellen. De inschrijfadressen waren Kanariestraat 29 (A. v/d Kieboom) en Esserstraat 34 (P. v. Loon).

In 1960 hield Breda vanaf zaterdag 10 augustus zijn eerste Jeugdwandelvierdaagse. Voortaan konden schoolkinderen van álle leeftijden deelnemen.  

Bredase verpleegsters
Bredase verpleegsters lopen op 5 juni 1967 over de Haagsemarkt, op de eerste avond van de Avondvierdaagse Princenhage. (Foto Hans Chabot/Stadsarchief Breda)

De avondvierdaagse van het Ginneken, door de jaren heen de succesvolste van Breda, dateert van 1947. De eerste jaren bleef Breda een gemeente met twee avondvierdaagsen. In de jaren’60 kwam Princenhage erbij.

Weer een decennium later kregen de destijds nog zelfstandige dorpen Teteringen en Prinsenbeek hun eigen avondvierdaagse, Teteringen in 1974, Prinsenbeek in ’77. Nieuw-Ginneken volgde in ’83. Als bijvangst van de gemeentelijke herindeling per 1 januari 1997 kreeg Breda die laatste drie alsnog binnen de stadsgrenzen.
Pikant genoeg smeedde Teteringen in 1992 zijn avondvierdaagse juist om tot een – vergeefse - protestmars tegen die op handen zijnde inlijving.

In diezelfde context past ook de avondvierdaagse van de Haagse Beemden, Breda’s grootste stadsuitbreiding, die verrees op in 1972 van Prinsenbeek geannexeerd grondgebied. In ’86 was de voormalige rivierpolder nog een traject van de Prinsenbeekse avondvierdaagse. Het jaar erop was die ‘geëmancipeerd’ tot het wandelevenement van een Bredase wijk.
In datzelfde spoor – zij het 47 jaar na zijn eigen annexatie – volgde de wijk Boeimeer alsnog in ‘89. Breda-Noord sloot de reeks in 2004.


CORONA

In de coronajaren 2020 en ’21 hebben stedelingen flink geïmproviseerd met particulier geïnitieerde wijkwandelingen en alternatieve routes voor kleine gezelschappen door de binnenstad, de buitenwijken en de omliggende bossen- en landerijen.

Sinds 2022 is alles weer bij het oude. Zelfs het vrijwilligerstekort, dat het voortbestaan van het evenement in Breda-Oost dat jaar (2022) serieus bedreigde, werd op de valreep opgelost. Precies hetzelfde gebeurde een jaar later (2023) in de Haagse Beemden. Ook daar is de traditie vanuit de wijkpopulatie veiliggesteld.

De avondvierdaagse van Ginneken
De avondvierdaagse van Ginneken voerde op 3 juni 1996 onder meer door het Mastbos. (foto Johan van Gurp/Stadsarchief Breda)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lees hier alle Bredase verhalen.