door Leo Nierse
29 augustus 2015

In de prille uren van dinsdag 29 juli 1884 loopt de 45-jarige prostituée Sophie Kallerhoff uit de Keizerstraat, bij de brug aan het eind van de Nieuwe Boschstraat, de singel in. Haar 19-jarige dochter Emilie is in verwachting van haar tweede kind en opnieuw is Sophies echtgenoot Bart Knuvelder de verwekker. En dat niet alleen. Knuvelder, eigenaar van vele bordelen in den lande en houder van een omvangrijk strafblad, heeft zijn twaalf jaar oudere vrouw eerder op de avond aangezegd na tien jaar huwelijk voortaan met zijn stiefdochter ‘als man en vrouw’ te gaan leven. Sophies plaats in het gezin wordt door haar dochter ingenomen!
Na lange uren van vertwijfeling en wanhoop beëindigt de afgedankte vrouw rond zes uur ’s morgens haar miserabele bestaan in het water van de Zuid-Oost Binnensingel (nu Nassausingel). Justitie schrijft de toedracht niet veel later in bedekte termen toe aan huiselijke twisten, ontstaan door onzedelijkheid en onmatigheid.
Welkom in de rosse buurt van 19e-eeuws Breda.

**********

Steegje het Keizershof lag aan de oostzijde van de Keizerstraat (nr. 9).  De huisjes stonden aan de binnenplaats van het 16e-eeuwse huis Keijserhoff (Keizerstraat 13-15). De foto is in 1936 kort voor de sloop genomen; het hele bouwblok moest plaatsmaken voor een nieuw postkantoor.
Steegje het Keizershof lag aan de oostzijde van de Keizerstraat (nr. 9). De huisjes stonden aan de binnenplaats van het 16e-eeuwse huis Keijserhoff (Keizerstraat 13-15). De foto is in 1936 kort voor de sloop genomen; het hele bouwblok moest plaatsmaken voor een nieuw postkantoor.

Zó berucht waren de, van bordelen en ‘duistere’ kroegjes vergeven, straten en stegen rond de toenmalige Kloosterkazerne dat de brave burgerij van het garnizoensstadje het uitspreken van de naam Keizerstraat zoveel mogelijk vermeed. Als het echt niet anders kon, dan sprak men van de Rue de l’empereur. En anders dan bij chique verfransingen als Catharinastraat (voor de Katerstraat) en kasteel Bouvigne (voor de Boeverijen), was hier van snobistische opwaardering geen sprake. Rue de l’empereur was een onbehaaglijke codenaam; een officiële straatnaam is het dan ook nooit geworden.

Het gebouw van de Hoofdwacht op de hoek Halstraat/St.-Janstraat. Militairen die het voor hen geldende prostitutieverbod trotseerden en door de militaire politie in een bordeel waren betrapt, werden opgebracht naar de Hoofdwacht en daar aan de provoost, de tucht handhavende (onder)officier, voorgeleid.
Het gebouw van de Hoofdwacht op de hoek Halstraat/St.-Janstraat. Militairen die het voor hen geldende prostitutieverbod trotseerden en door de militaire politie in een bordeel waren betrapt, werden opgebracht naar de Hoofdwacht en daar aan de provoost, de tucht handhavende (onder)officier, voorgeleid.

In groezelige lokaliteiten met vaak onomwonden namen als De Nieuwe Prickstoel, De Grot of De Zeven Scheuren (Akkerstraat) werd in lange Brabantse nachten, en doorgaans bij luide draaiorgelmuziek, de zinnelijkheid tot lucratieve liederlijkheid opgerekt. Wie zich in dit schimmige labyrint van ontucht begaf, kon erop rekenen te worden uitgekleed. Op welke manier dan ook - desnoods met harde hand, want zachtzinnigheid was in dit milieu de norm niet.

Meer nog dan de hoerenlopers, waren politiesurveillanten zich bewust van het gevaar dat zij er liepen. Hun vrouwen – zo meldde de Bredase schrijver Henri t’ Sas (1877-1966) eens - hielden het thuis niet uit van ongerustheid, wanneer hun mannen in dit oord van zonde de ronde moesten doen. En de Militaire Patrouille van de Hoofdwacht (vergelijkbaar met de latere Marechaussee) kon gerust de blanke sabel trekken, als er een stoute soldaat uit een huisje-van-plezier was gehaald en naar het Hoofdwachtgebouw op de hoek Halstraat / St.-Janstraat opgebracht moest worden. Want dan ontstond gegarandeerd een volksoploop van lieden die, bij wijze van klantenbinding, de zondaar met geweld poogden te ontzetten. De officieren pakten het allemaal wat chiquer aan. Die bezochten in de Akkerstraat de exclusieve Dom van Keulen - en daar kraaide geen haan naar.

Brand, brand, brand in het bordeel. Spotprent uit 1892 op het functioneren van de brandweer, naar aanleiding van een fik in een ‘publiekshuis’ op de Oude Vest in november van dat jaar.
Brand, brand, brand in het bordeel. Spotprent uit 1892 op het functioneren van de brandweer, naar aanleiding van een fik in een ‘publiekshuis’ op de Oude Vest in november van dat jaar.

Toch hoefden ‘nette’ Bredanaars zich die zondige zone helemaal niet op hun fatsoen te trekken. Het leeuwendeel van de ‘rosse’ populatie bestond namelijk niet uit stadgenoten, maar uit louche gelukszoekers van elders, die vaak na enkele jaren alweer verder trokken. De lichte vrouwen en uitbaters van de publiekshuizen kwamen of van (ver) boven de rivieren of van over de landsgrenzen. De grootste ‘allochtone’ groep was die van Franssprekende Vlamingen – die wél ongegeneerd van de Rue de l’empereur gesproken zullen hebben. Meisjes van Duitse afkomst waren er ook veel.

Breda’s bekendste bordeel in de 19e eeuw (recentelijk zelfs in Wikipedia geboekstaafd) was het Huis van Barbara aan de toen nog ongedempte Oude Vest. Dat wil zeggen, het adres luidde Oude Vest 53, maar het pand was zogezegd discreet gelegen in een steegje dat op de Molenstraat uitkwam. De madam was Barbara de Puydt uit Aalst. Zij woonde vijf jaar in de stad, toen ze in 1844, op haar 29e, haar ‘huis’ begon. Voordien had De Puydt als bardame (tapster), hospita (slaapsteehoudster) en parfumerieverkoopster gewerkt, maar met haar bordeel won Barbara de jackpot, blijkt uit haar gearchiveerde belastingaanslagen. Acht vrouwen had zij in dienst, van wie er maar twee Nederlands waren.
Door haar huwelijk met een zoon van de Bossche stadsbeul woonde ze tien jaar niet in Breda, maar na haar – volgens de burgerlijke opvattingen van destijds ongepaste - echtscheiding keerde ze naar de Oude Vest terug en hertrouwde met een Bredanaar. Het Huis van Barbara sloot pas bij haar dood in 1867. 

Grote bordeelbaas zag brood in alle soorten vlees 

Bouwvallige achterkant van de Keizerstraat in 1912, gezien vanaf het Nonnenveld.
Bouwvallige achterkant van de Keizerstraat in 1912, gezien vanaf het Nonnenveld.

Engelbartus Knuvelder (1851 – na 1910) was zo’n souteneur die van de ene naar de andere stad trok. De geboren Arnhemmer, die tussen 1883 en 1888 drieënhalf jaar in Breda actief was, ving zijn loopbaan in zijn geboorteplaats aan als 21-jarige bordeelknecht. En d’n Knuuf bleek een talent; hij had het kunstje snel afgekeken. Na twee jaar begon ie voor zichzelf en binnen enkele jaren bezat hij diverse bordelen in Arnhem en nog eens vijf in garnizoensstad Nijmegen. Vandaaruit breidde hij zijn ‘imperium’ verder uit naar alle grote Nederlandse steden en Antwerpen. Gaandeweg bezat Knuvelder zo’n vijftien publiekshuizen, waar in totaal 300 vrouwen en meisjes hebben gewerkt. Een pooier met power.
Daarnaast hándelde hij ook in vrouwvolk. In Rotterdam ronselde hij opvallend veel jonge jodinnen. Duitse deernen ‘importeerde’ hij via Venlo. Met grote winst verkocht hij ze door aan branchegenoten in den lande.
Als het om vlees ging, was Bart Knuvelder sowieso veelzijdig georiënteerd. Behalve koopman, waar hij zich altijd voor uitgaf, was ie (spek)slager van beroep. Ook in Breda dreef hij, eerst bij hem om de hoek in de Vingerhoedstraat, later in de Molenstraat, een slachterij. Met zijn ‘slachtdrift’ spekte hij ook weer zijn bordeelkas: hij was zijn eigen leverancier van de indertijd uit schapen- en varkensdarm vervaardigde condooms.

Veruit de meeste Bredase bordeelhouders zijn in de vergetelheid geraakt, maar doordat Bartus Knuvelder een dominante lastpak was, die in al zijn woonplaatsen een duimendik strafblad bij elkaar vocht, sarde en stal, kwam zijn naam zo’n twaalf jaar geleden weer bovendrijven. Een verwant van de Arnhemse Knuvelders bleek een berg justitiële archiefstukken over het zwarte schaap van zijn (moeders) familie te hebben gebundeld als onderdeel van een in eigen beheer uitgegeven familiekroniek (Een koopman in vleeschwaar – André Kersten, 2005). Allesbehalve een vlot lezende biografie, maar er laat zich wél een portret van een eersteklas ondeugd uit destilleren. Heel vriendelijk gesteld: Engelbartus Knuvelder droeg een vaak verbasterde familienaam - en zelf belandde hij eens in politiestukken als Knuffelder - maar een knuffeldier was deze verre verwant van de befaamde literatuurhistoricus dr. Gerard Knuvelder (1902-’82) allerminst.

Forse straf voor ‘uitmelken’ minderjarige horenlopers 

Achterzijde van onbewoonbaar verklaarde woningen aan de Oude Vest, omstreeks 1910.
Achterzijde van onbewoonbaar verklaarde woningen aan de Oude Vest, omstreeks 1910.

Elf maanden voordat zijn vrouw zich in de gracht verdronk, vestigde Knuvelder zich in augustus 1883 met zijn gezin in de Keizerstraat. Om de hoek in de Vingerhoedstraat (nu: de Oude Vest tussen Keizerstraat en Nonnenveld) had hij het bordeel gekocht van een weduwe De Jager en haar dochter Hendrikje. In de drie jaar dat de dames - moeder als ‘tapster’, dochter als hoer – hun pandje openstelden om gelegenheid te geven, hadden ze het met de zeden dermate ruim genomen, dat ze beiden tot een lange gevangenisstraf in Amsterdam waren veroordeeld.
Dat werd dus een gedwongen verkoop.
Wat hun de das om had gedaan, was dat de vrouwen ook minderjarigen aan hun gerief hadden geholpen. En hoe. Met de jongste, de 16-jarige Johannes Ernst, hadden ze het helemaal bont gemaakt. De knul was letterlijk en figuurlijk uitgemolken. Tegen de gangbare prijs van acht gulden per nummertje was de jonge Ernst tot twee maal toe op een totaalbedrag van honderd gulden uitgekomen. Dat de dames hem op een avond zelfs hadden aangeboden zijn bronst de hele nacht te blijven te botvieren, verzwaarde hun straf aanzienlijk.

Militairen poseren omstreeks 1900 voor de westgevel van de gloednieuwe Chassékazerne. De officieren en onderofficieren staan opgesteld rond een buste van de jonge koningin Wilhelmina, kijkend in de richting van de Lange Stallen. Pas een halve eeuw later liep hier de doorgetrokken Keizerstraat.
Militairen poseren omstreeks 1900 voor de westgevel van de gloednieuwe Chassékazerne. De officieren en onderofficieren staan opgesteld rond een buste van de jonge koningin Wilhelmina, kijkend in de richting van de Lange Stallen. Pas een halve eeuw later liep hier de doorgetrokken Keizerstraat.

Zo greep Knuvelder zijn kans om voor een koopje de eerste van zijn twee Bredase bordelen te beginnen. In die drieënhalf jaar hebben er vijftien ‘meisjes van plezier’ plus een dienstmeisje bij hem ingewoond.

**********

Drie maanden na haar moeders zelfmoord bevalt Emilie Knuvelder op 8 oktober 1884 van haar tweede zoon. Omdat zij net als haar moeder prostituee is, blijft (of blijven) de natuurlijke vader(s) van haar in het bordeel verwekte kroost officieel onbekend - maar de familie weet wel beter. De jonge moeder is echter niet van zins haar vaders ‘huisvrouw’ te worden. Daar zoekt ie maar mooi een ander voor. Knuvelder laat zijn begerig oog prompt op het piepjonge dienstmeisje Jannie Koppers vallen.
Rond de jaarwisseling vluchten de twee meiden met de baby naar de Maasstad, blijkt uit een rapport van de Rotterdamse politie, die hen in juni ’85 op het spoor komt. De minderjarige Jannie wordt naar haar ouders in Tilburg gestuurd, Emilie blijft ‘in het leven’. Haar kinderen groeien op in Hollandse pleeggezinnen. Zij overlijdt ten slotte in 1923 in Amsterdam.

Op de kop af twee jaar en drie dagen na de zelfverkozen dood van zijn vrouw, krijgt Knuvelder opnieuw te maken met de verdrinking van iemand die zijn huis uit vluchtte. Alleen gaat het ditmaal om een bezoeker.

Het allerlaatste souvenir van Breda’s rosse buurt, gekiekt in oktober 1966: het louche kroegje Sankt-Pauli op de hoek Stallingstraat/ Achter de Lange Stallen. Begin ’73 ging het tegen de grond.
Het allerlaatste souvenir van Breda’s rosse buurt, gekiekt in oktober 1966: het louche kroegje Sankt-Pauli op de hoek Stallingstraat/ Achter de Lange Stallen. Begin ’73 ging het tegen de grond.

In de eerste uren van zondag 1 augustus 1886 slaan acht van een oefening teruggekeerde veldartilleristen zijn bordeel in de Keizerstraat aan poeiers. Wanneer politiemensen en de Militaire Patrouille van de Hoofdmacht binnenvallen, weten er twee aan arrestatie te ontkomen. Het duo zet het op een lopen, richting Houtmarkt. Eén wordt alsnog in de kraag gevat, de ander rent verder, naar waar dan nog de Mark stroomt (en nu Markendaalseweg loopt). Hij springt in de rivier, maar komt er niet meer levend uit. De volgende dag wordt zijn lichaam geborgen.

**********

Zomer 1887 verruilde Knuvelder Breda kort voor Antwerpen, maar al ras begon hij in Amsterdam een bordeel met 25 vrouwen. Toch keerde hij nog eenmaal terug, zij het niet van ganser harte. Wegens een vechtpartij bracht hij de laatste twee maanden van het jaar in de Bredase bajes door. Na zijn vrijlating verviel de man voor de rest van zijn leven in een zwervend bestaan. Zijn laatste levensteken dateert van december 1910, aan de vooravond van zijn 60e. Geheel in stijl gaat het daarbij om de vermelding van een veroordeling, afgedrukt in het Algemeen Politieblad.  

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Stratenplan bepaalde Sophie Kallerhoffs laatste wandeling 

Geleid door intuïtie of overweging zocht Sophie Kallerhoff een geschikte plek om haar zelfverkozen dood tegemoet te waden. Denkelijk durfde ze de sprong van een brug niet aan en wilde ze ook niet plompverloren ergens de singel in lopen. Onderweg naar een geleidelijk aflopend talud, legde de vrouw een opmerkelijke route af: naar het eind van de Boschstraten, terwijl ze hemelsbreed toch vlakbij de singel woonde.

Het stratenplan van de toenmalige (binnen)stad verklaart haar ‘omweg’ naar het water. Dat én het beperkte aantal van zeven bruggen dat de voormalige vestingstad tot dan toe over het tot singels vergraven oude stadswater had aangelegd. Tussen de toen zeven jaar oude Wilhelmina- of Ginnekenbrug en de destijds nog in aanbouw zijnde - of anders nog maar net voltooide - Bosschebrug in lag nog geen enkele van de vier huidige (20e-eeuwse) overgangen.

De in 1884 gebouwde Bosschebrug werd in 1957 afgebroken, om te worden vervangen door de huidige verkeersbrug.
De in 1884 gebouwde Bosschebrug werd in 1957 afgebroken, om te worden vervangen door de huidige verkeersbrug.

Dan die andere factor, het stratenplan. In de oostelijke stadshelft werd dat sterk gedomineerd door het omvangrijke Exercitieterrein. Dit militaire complex, waarop in 1899 de Chassékazerne zou verrijzen, strekte zich langs de singel uit, ruwweg tussen de Vierwindenstraat en de destijds in aanbouw zijnde Koepelgevangenis. Een strook zo breed dat het de Lange Stallen, Kloosterkazerne (nu Holland Casino) en de huidige objecten Chassé Park, Chassétheater, Stadskantoor I & II en het Chasséveld omsloot. Het gehele terrein was omheind met robuust ijzeren hekwerk.

De oorspronkelijke Keizerstraat liep dood op dit hek, dat al ter hoogte van de Akkerstraat oprees. Via dit laatste straatje, en anders via de Oude Vest, kon je dan door de Ginnekenstraten naar de Wilhelminabrug lopen.

Maar Kallerhoff heeft dat dus niet gedaan. Vanuit haar woonstraat sloeg zij réchtsaf de Oude Vest op. Die al dan niet bewuste keus bepaalde haar route; in de toenmalige situatie kon ze nu nog maar in één richting naar de dichtstbijzijnde brug toe. Want verder lopend naar het toenmalige Kloosterplein, stond ze even voorbij de Kloosterkazerne – aan het begin van de huidige Claudius Prinsenlaan - opnieuw voor het martiale hekwerk, dat van hier doorliep tot halverwege de huidige(!) Vlaszak. Daar begon een smal straatje dat de Beijerd heette en parallel liep aan de oorspronkelijke, veel smallere Vlaszak. Deze tweelingstraatjes kwamen uit op de (nog niet doorgebroken) Boschstraat. Maar je kon indertijd de Boschstraat ook bereiken door aan het eind van het militaire hek rechtsaf te slaan en via een van twee, nu niet meer bestaande straatjes (Mosterdgang, Houten Tuinen) naar de Pasbaan te wandelen.

De Boschstraat ging vanzelf over in de Verlengde (nu: Nieuwe) Boschstraat, aan het eind waarvan Sophie Kallerhoff bij de Bosschebrug uitkwam. Midden in de zomer heeft het water waarschijnlijk niet hoog gestaan, maar de singel was op dit punt wel behoorlijk breed. De nieuwe brug, een ijzeren draaibrug met twee doorvaartopeningen, overspande een afstand van 27 meter. In het midden kan de singel niet ondiep zijn geweest.

 

Lees hier alle Bredase verhalen.