door Rincke de Bont
18 maart 2022
Cornelia Kriellaars (1860-1941)
Begijn van 1889 tot 1941
In dit blog sta ik stil bij het leven van een begijn die voorkomt in mijn eigen stamboom. Door haar leven in te kleuren hoop ik mijn eigen familiegeschiedenis te verrijken, maar ook een toevoeging te doen aan de enorme geschiedenis van het Begijnhof. Door verhalen uit het verleden te blijven vertellen, houden we de historie van de stad dicht bij ons.
Over het Begijnhof in Breda is al veel geschreven. En terecht, want het Begijnhof is een echt instituut in Breda. Met een rijke historie die teruggaat tot de dertiende eeuw is het de oudst vastgelegde instelling van Breda. Bij een charter van 22 maart 1267 krijgen de begijnen de grond, waarop zij toen al woonden, in volle eigendom. Dan ligt het begijnhof nog dichter in de buurt van het Kasteel in Breda. Wanneer graaf Hendrik III van Nassau zijn tuin wil uitbreiden wordt het Begijnhof in 1534-1535 verplaatst naar de huidige locatie aan de Catharinastraat. Het huidige Begijnhof bestaat uit de begijnwoningen, een kerk en binnentuin. Hier vormden de begijnen een gemeenschap. Begijnen waren alleenstaande vrouwen die hun leven aan het geloof wijdden, maar niet tot een kloosterorde behoorden. Ze waren weliswaar een onderdeel van de katholieke kerk, maar legden geen eeuwige gelofte af (zoals ‘reguliere’ kloosterzusters doen). Hierdoor behielden ze hun eigendommen, en konden ze ook buiten de gemeenschapsmuren deelnemen aan de samenleving.
Aanvankelijk woonden er op het Begijnhof uitsluitend begijnen, maar door de jaren heen nam dat aantal af. Inmiddels is het een plaats waar grotendeels (alleenstaande) vrouwen wonen.
Het archief van het Begijnhof is enorm goed bewaard gebleven. Het is een rijke bron waar tal van onderzoekers uit kunnen putten. Daarnaast zijn er ook veel verhalen opgetekend van en door de bewoners zelf.
Geboorte en jeugd
Cornelia Kriellaars wordt geboren op 12 december 1860 in Bavel als vijfde dochter van Willem Kriellaars en Antonia van Gorp. Het echtpaar werkt in de landbouw, en heeft veel grond in en rond Bavel en Ginneken in bezit. Het gezin woont op het adres B 53, later B 57: de huidige Kerkstraat 3 in Bavel, waar de historische boerderij nog steeds staat. Van de vijf kinderen die zij krijgen is Cornelia de jongste. De oudste twee kinderen leven niet lang, en sterven op zeer jonge leeftijd. Hun andere twee kinderen, de tweeling Johannes Donatus (1858-1906) en Adriana Petronella (1858-1939) worden ook geestelijken: priester in Hoeven, en religieuze in de congregatie der Penitenten Recollectinen te Etten respectievelijk.
Moeder Antonia van Gorp sterft op 13 augustus 1864. Willem Krielaars hertrouwt in 1866 met Maria Catharina Meeuwessen. Ze is dertien jaar jonger dan Willem, en samen krijgen ze nog elf kinderen.
Professie en leven als begijn
Terug naar Cornelia. Zij is 29 jaar oud als ze toetreedt tot het Begijnhof in 1889. Zoals elke begijn legt ook zij haar professie af. Dit is een gelofte die elke begijn aflegt wanneer zij wil intreden in het Begijnhof. Hiervoor is ze een periode novice in het Begijnhof – een soort proeftijd om te zien of het begijnleven haar bevalt. Haar professie wordt vastgelegd in het professieboek, met begeleidende brief van haar vader en stiefmoeder. Om in haar eigen onderhoud en dat van het Begijnhof te kunnen voorzien, schenken zij drie percelen hooiland die in bezit worden gegeven van Cornelia. Dit in overeenstemming met de statuten van het Begijnhof.
Vanaf 1 januari 1900 staat Cornelia ingeschreven op Catharinastraat nummer 37, samen met twee andere zusters: Adriana Naalden en Anna Catharina van Hoek. Later verhuist ze naar nummer 69: wanneer is niet duidelijk, maar op een registratiekaart uit de periode 1918-1937 is het nummer 37 doorgehaald en nummer 69 ernaast genoteerd. Een andere zuster die op nummer 69 ingeschreven stond komt in 1900 te overlijden. Naar alle waarschijnlijkheid is Cornelia toen verhuisd. Waar de begijnen vroeger samenwoonden vanwege de hogere aantallen, krijgen ze later hun eigen woning wanneer het aantal begijnen begint te dalen.
Van het dagelijkse leven op het Begijnhof is uit die tijd ook informatie bewaard gebleven in het archief van het Begijnhof: in het ‘Liber Memorialis’ worden tussen 1825 en 1989 alle gedenkwaardige gebeurtenissen vastgelegd door de pastoor. Van de jaarlijkse retraite, koninklijke bezoeken tot afspraken met de lokale autoriteiten: er wordt veel genoteerd! Hierdoor zijn er ook anekdotes over Cornelia bewaard gebleven. Zo is te lezen dat ze vanaf 1909 secondante – degene die de meesteres bijstaat – is van de meesteres Maria Janssen, en de rol van kosteres op zich neemt, samen met de begijnen Petronella Razenberg en Mechelina Jaspers.
Ook opgenomen in het Liber Memorialis is een noodlottig ongeval dat plaatsvindt op 1897. Zuster Pals verstikt namelijk door kolendamp in de woning. Ze laat hierbij het leven. Ook onder andere zuster Naalden (een huisgenoot van Cornelia) raakt hetzelfde jaar bedwelmd in haar eigen woning! Het kan haast niet anders dat Cornelia ook de effecten van deze tragedie heeft gevoeld.
De Vlucht van Breda
Naast persoonlijk drama, overvalt de begijnen ook drama van grotere omvang. Tijdens de Vlucht van Breda in mei 1940 is er ook paniek op het hof. De stad Breda wordt geëvacueerd, uit voorzorg voor een mogelijk bombardement. De Duitsers komen. De evacuatie loopt uit op een chaotische vlucht die voor niets blijkt te zijn: Breda wordt zonder geweld ingenomen.
Het grootste deel van de inwoners is de stad ontvlucht, maar dit geldt niet voor de begijnen. De bussen die de begijnen (en andere ouderen en zwakken) zouden ophalen, arriveren niet. In plaats daarvan worden de begijnen opgevangen door de zusters van het Gasthuis, geholpen door de wijkzusters van het St.Elisabeth-gesticht. Deze hebben besloten om te blijven om de ouderen en gebrekkigen te helpen. Ze nemen de mensen op in de schuilkelders onder de bouw aan de Leuvenaarstraat. Het gaat om ongeveer 600 mensen, waaronder ook de zieken uit het gemeenteziekenhuis. Cornelia Kriellaars is dan bijna 80 jaar oud en zal dan een vreselijk angstige nacht moeten hebben doorgebracht. Na het uitblijven van een bombardement kan men de volgende dag weer huiswaarts. Het Begijnhof wordt dan geheel gaaf aangetroffen – met speciale dank aan Onze Lieve Vrouwe, uiteraard!
De Vlucht uit Breda is ook meteen de laatste grote levensgebeurtenis die Cornelia meemaakt: op 10 december 1941 overlijdt zij, twee dagen voor haar 81e verjaardag en na 52 jaar als begijn. De komende 25 jaargetijden – de jaarlijks terugkerende kerkdienst waarbij voor een overledene wordt gebeden – wordt haar naam tijdens de heilige mis opgelezen (kosten: fl. 87,50). In 1967 klinkt dus voor het laatst haar naam in het Begijnhof.
Bijzonder: overlast van een urinoir
Wanneer je in archieven onderzoek doet, bestaat de grote kans dat je ook op interessant materiaal stuit dat eigenlijk niet aansluit bij je onderwerp. Toch is het de moeite waard om te bestuderen.
De begijnen staan bij velen bekend als vredelievende, aardige mensen die zich dienstbaar opstellen. Desondanks laten ze niet met zich sollen! Wanneer eind 1915 een urinoir – zonder toestemming van het Begijnhof – wordt geplaatst blijken de begijnen flink overlast te ervaren. Er is dan ook uitgebreid contact met de gemeentepolitie en er wordt een compromis gesloten. Er wordt kurk tegen de muur geplaatst om het ‘geraas te dempen’ en het Begijnhof krijgt een jaarlijkse recognitie van 0,50 gulden voor het plaatsen van het urinoir zonder toestemming op hun eigendom.
Uiteindelijk wordt het urinoir gesloopt in 1918: mogelijk zijn er nog steeds resten te zien op de muur in het Valkenberg grenzend aan het Begijnhof.
Lees hier alle Bredase verhalen.