door Mieke Rijkers
september 2024
In de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), tegenwoordig vaak aangeduid als de Opstand, maakten de Nederlanden zich los van hun Spaanse koning. Een belangrijke aanleiding hiervoor was de vervolging door de Spaanse inquisitie van de Ware Religie. Zo noemden de hervormden hun eigen geloof want voor hen was het hervormde geloof het enige echte. Zij beschouwden het katholicisme als nep en spraken erover als het ‘paapse bijgeloof’.
Aan het einde van de Opstand werd de hervormde religie de enige toegestane godsdienst. Alle katholieke kerken in Breda en de Baronie moesten worden afgestaan aan de hervormden. Dat betekende dat de Bredase katholieken nu ook niet meer naar de kerken in Ginneken en Princenhage konden gaan. Sommigen besloten daarop in de Zuidelijke Nederlanden te gaan kerken. Ze gingen bijvoorbeeld naar de mis in Meersel-Dreef (in de kloosterkapel van de kapucijnen) of in Meerle (in de Luciakapel). Voor de overige katholieke gelovigen werd in Breda in aangepaste huizen en bedrijfspanden de mis opgedragen.
Katholieke schuilkerken
Een van deze huizen was ‘De Weerelt’ aan de Vismarktstraat (hoek Schoolstraat). Hier woonde kerkmeester Cornelis van de Leur. Als voormalig kerkmeester van de Grote kerk had hij op het laatste moment nog enkele kerkornamenten kunnen meenemen, waarmee deze nieuwe kerkruimte een beetje aangekleed kon worden. Cornelis van de Leur maakte ook deel uit van de in 1649 nieuw gevormde kerkenraad, die de belangen van de katholieke Bredanaars ging behartigen. De raad ging meteen op zoek naar priesters voor de Bredase parochie maar ook naar gebouwen met meer ruimte. De huiskerken waren veel te klein. De Bredase bevolking bestond tenslotte nog altijd voor twee derde uit katholieken.
Brugstraat
De kerkenraadsleden vonden in 1652 in de Tolbrugstraat een voormalige brouwerij. Dit pand stond achter het huis ‘De Vijff Ringen’, waar op dat moment een smid woonde. Vandaar dat deze kerk behalve de Brugstraatse kerk ook wel de Smidskerk werd genoemd. In het begin werd het pand gehuurd, net als de twee andere kerkruimten die de kerkenraad opspoorden: één aan de Tolbrugstraat in het huis ‘de Drije Bellen’ en één aan de Haagdijk in ‘de Olipot’. Deze laatste twee panden en ‘de Weerelt’ hebben echter niet lang dienst gedaan. Er bleven uiteindelijk drie kerken over waarin bij toerbeurt drie priesters de mis opdroegen. De kerkenraad beschouwde daarmee de drie kerken als onderdeel van één parochie. Dat zagen de pastoors echter heel anders. Ze wilden liever een eigen kerk met een eigen parochie. Toen in 1675 een van hen toestemming kreeg om in het voorhuis van de ‘Vijff Ringen’ te gaan wonen, ging hij dit pand dan ook vanzelf beschouwen als zijn eigen kerk. Dat maakten de andere twee jaloers en zij kwamen in verzet tegen de kerkenraad. Het eerste resultaat daarvan was dat de twee kerkgebouwen in de ‘Drije Bellen’ en ‘de Olipot’ verlaten werden.
Nieuwstraat
In plaats daarvan kon de tweede pastoor, een franciscaan, een geschikte kerkruimte inrichten in het huis ‘Nazareth’ in de Nieuwstraat. Daar woonde hij al enkele jaren met zijn medepaters fransciscanen. Zo had hij vanaf 1675 ook zijn eigen kerk aan huis. In de loop van de tijd vonden er in dit pand nog verschillende verbouwingen plaats. De twee pakhuizen achter het huis werden bijvoorbeeld eind 17e eeuw samengevoegd tot één grote ruimte. Er werden toen ook galerijen aangebracht zodat er nog meer gelovigen de mis konden bijwonen. Op de tekeningen van de verbouwing is te zien dat deze kerk - in tegenstelling tot de kerken aan de Brugstraat en de Waterstraat - via het voorhuis bereikt kon worden. De andere twee kerken hadden – zoals een schuilkerk betaamt - een ‘verborgen’ ingang aan de zijkant.
Waterstraat
De derde priester, een jezuïet, ging rond diezelfde tijd de mis opdragen in ‘het Wapen van Amsterdam’ aan de Karrestraat. Dit pand is niet meer terug te vinden in het straatbeeld van Breda. Het maakte deel uit van het pand waarin eerder V&D en nu winkelketen de Koopman is gehuisvest. In 1685 liet de toenmalige stadhouder Damisse weten dat dit pand niet langer meer gebruikt mocht worden voor de eredienst. De jezuïeten kregen daarvoor in de plaats door de kerkenraad een voormalige ververij in de Waterstraat toegewezen. Ook deze kerk is meerdere keren verbouwd. In 1715 werd hij zelfs compleet vervangen. Dat leverde onenigheid op met de hervormden. Omdat zij niet wilden dat de nieuw te bouwen kerk groter zou worden dan de vorige, lieten zij de bouw stilleggen. Pas toen overeengekomen werd dat er een muur dwars door de kerk zou komen, zodat de kerkruimte precies even groot zou worden als de vorige, kon de bouw doorgaan. Op 8 november 1716 werd de eerste mis opgedragen in deze nieuwe kerk. Ondertussen bleven de onderhandelingen over de muur met de heren in Den Haag gewoon doorgaan. In december 1729 kon de muur daardoor alsnog worden afgebroken en kon de mis door meer gelovigen tegelijk worden bijgewoond.
De onenigheden over de toerbeurt van de priesters in alle drie de schuilkerken waren hoog opgelopen. Uiteindelijk werd zelfs de volledige kerkenraad vervangen. De nieuwe raad wist met enige moeite een compromis te bereiken. Op zon- en feestdagen gold de toer. Op weekdagen deed iedere pastoor dienst in zijn ‘eigen’ kerk. Deze regel bleef geldig tot 1817, toen de stad officieel in drie parochies werd verdeeld: de parochies van de Brugstraat, de Nieuwstraat en de Waterstraat.
Schuilkerken in het huidige Breda
Maar katholieken waren niet de enigen waarvan de eredienst ondergronds moest. Ook de Lutheranen mochten niet langer in het openbaar hun geloof vieren. In de zeventiende eeuw was er voor de Lutheranen sprake van een ‘huyskercke’ in de Nieuwstraat. Later kochten zij een huis genaamd ‘Repos ailleurs’ aan de Veemarktstraat. Dit herenhuis werd gesloopt en herbouwd als kerk. In de Veemarktstraat is achter een onopvallend poortje nog steeds deze Lutherse kerk te vinden, die in 1786 als schuilkerk in gebruik werd genomen.
Naast deze Lutherse kerk is alleen de R.K. schuilkerk in de Waterstraat vandaag nog te zien in het Bredase straatbeeld. De kerk in de Nieuwstraat werd in 1836 al gesloopt. De huidige Sint- Antoniuskerk in de Sint Janstraat kwam ervoor in de plaats. De kerk in de Tolbrugstraat werd in 1868 ontruimd. De gelovigen konden toen naar de nieuwe Sint Barbarakerk aan de Prinsenkade. De kerk aan de Waterstraat bleef het langst als kerkgebouw bestaan. Het kreeg in 1837 nog een nieuwe gevel, ontworpen door de stadsarchitect A.J.F. Cuijpers. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw werd het gebouw in gebruik genomen door de Sint Josephkring. Dit was een gezelligheidsvereniging voor leden uit ‘de fatsoenlijke ambachtsstand’. In 1890 hadden zij al 300 leden. Besloten werd om het pand te kopen. Verschillende welgestelde Bredanaars droegen bij om dit mogelijk te maken. In de jaren daarna bleef het ledenaantal stijgen en in 1933 vierde de vereniging haar 50-jarig bestaan met een groot feest. Samen met het rijke Roomse leven hield in de loop van de twintigste eeuw deze vereniging op te bestaan.
Bronnen:
De Bredase katholieken tussen 1637 en 1666 (deoranjeboom.nl)
De Bredase schuilkerken (deoranjeboom.nl)
Lees hier alle Bredase verhalen.